Article
Start-ups hoef je niet te knuffelen.

Start-ups hoef je niet te knuffelen.

Portrait of Tijo Collot d'Escury
Senior Partner, Managing Partner Netherlands
Amsterdam Office, Western Europe
+31 20 7960-600
3 augustus 2016

Van Groningen tot Middelburg, van Enschede tot Amsterdam: er kan geen fabrieks- of kantoorgebouw leeg komen te staan, of er wordt een centrum in geopend voor start-ups. Verplicht aanwezig: een koffiebar, maar natuurlijk ook accelerators en incubators de kraamkamers ter ondersteuning van beginnende ondernemers.

Die start-up-hype beperkt zich niet tot Nederland. Overal in Europa hopen steden of regio s het nieuwe Silicon Valley te worden en overal schieten initiatieven uit de grond, met als symbolisch toppunt de incubator voor incubators in Barcelona. Laten we dat laatste, een kraamkamer voor kraamkamers, opvatten als wake-upcall: mede doordat ondernemerschap een lifestyle is geworden, dreigt het oprichten van start-ups een doel op zich te worden, terwijl ze hoogstens het middel kunnen zijn om een succesvol product te in de markt te zetten en banen te creëren.

" Met hun ervaring en no-nonsense-instelling kunnen grote bedrijven dienen als 'excubator' voor start-ups. "
Portrait of Tijo Collot d'Escury

Tijo Collot d'Escury

Senior Partner, Managing Partner Netherlands
Amsterdam Office, Western Europe

Dat kan en moet anders. Ons voorstel: laat start-ups en de gevestigde maakindustrie intensief samenwerken. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap. Ten eerste kan die samenwerking het ondernemerschap bij beide stimuleren. Ten tweede zouden beginnende bedrijven, in plaats van voortdurend pogingen te doen Silicon Valley te kopiëren, aansluiten bij onze unieke industriële traditie en deze zelfs versterken.

Om met het eerste te beginnen: de incubators, accelerators en vele start-up-awards zouden ondernemerschap stimuleren, maar doen ze dat ook? Acht van de tien start-ups redden het niet. En zouden die twee succesvolle bedrijven dat niet ook zijn zonder incubator? Bovendien leidt al die hulp paradoxaal genoeg juist af van het ondernemen: veel ondernemers zijn bijna fulltime bezig subsidies en prijzen na te jagen in plaats van hun zakelijke idee te onderwerpen aan de tucht van de markt.

Tegelijkertijd doet zich ook binnen de gevestigde industrie een paradox voor. Terwijl grote bedrijven in de beste positie verkeren om te innoveren ze hebben het kapitaal, de sterke merken en ervaring met productlanceringen doen ze dat onvoldoende. Als ze al bereid zijn hun eigen concurrent te creëren, benaderen ze nieuwe initiatieven vaak op dezelfde wijze als hun aloude producten. Op die manier is het moeilijk echt te innoveren.

Maar met hun ervaring en no-nonsense-instelling kunnen grote bedrijven wel dienen als excubator voor start-ups: een harde, zakelijke ondersteuner die helpt een product te lanceren. Ook kunnen gevestigde bedrijven de start-ups helpen groter te denken. Dat is bij uitstek de taak van incubators, maar die blinken daar, in elk geval in Europa, niet in uit. Volgens onderzoek van de Erasmus Universiteit is het percentage snelgroeiende bedrijven tussen 2008 en 2014 gehalveerd. Slechts een kwart van de Nederlandse ondernemers verwacht binnen vijf jaar meer dan vijf mensen in dienst te hebben, aldus de OESO. Dat is veel te weinig.

En de flexibiliteit en innovativiteit die succesvolle start-ups kenmerken dan? Lopen die binnen grote organisaties niet het risico verstikt te worden? Dat risico bestaat inderdaad, maar de gevestigde bedrijven hebben er zelf het grootste belang bij dat te voorkomen. We zijn aanbeland in het tijdperk van de smart industry (Industry 4.0, in de woorden van de EU), waarin machines, hun software en big data aan elkaar geknoopt worden middels slimme, digitale oplossingen. Daardoor zullen veel bedrijven de komende jaren van vorm veranderen. Een machinemaker wordt verkoper van software die machines met elkaar verbindt, een autofabrikant wordt leverancier van mobiliteit in de breedste zin van het woord. Grote bedrijven missen vaak de benodigde flexibiliteit om met dergelijke transformaties om te gaan, terwijl die voor start-ups een tweede natuur is.

Dus start-ups: verlaat de comfortabele, warme kraamkamer waarin je je nog eens kan omdraaien. Industrie: neem een flexibeler houding aan, durf innovaties te steunen waarvan de bijdrage aan toekomstige groei niet direct duidelijk is en doet dat zonder die vernieuwingen in te bedden in de huidige manier van werken.

Een succesvolle samenwerking tussen start-ups en gevestigde bedrijven kan een grote bijdrage leveren aan de Nederlandse economie. De service-economie krijgt een kwart van zijn opdrachten uit die maakindustrie. Daarnaast kan de samenwerking helpen het gezakte het aandeel van de maakindustrie in ons bnp (nu 12 procent) weer op te krikken.

Voor het sociale weefsel van onze maatschappij is dat belangrijk. De service- en techindustrieën bieden vooral goedbetaalde banen voor hoogopgeleiden en banen met minimumloon voor laagopgeleiden. De maakindustrie biedt banen in het hele spectrum en is daarom belangrijk voor het voortbestaan van de middenklasse, die op haar beurt de ruggengraat is van een gezonde economie. Modernisering van de industrie moet dus hoog op de agenda staan.

In de pogingen Silicon Valley te kopiëren, vergeten we vaak hoe goed de uitgangspositie van Nederland (en heel Europa) is. Het is hier makkelijker om een zaak te beginnen, de lonen zijn lager en de kantoren goedkoper. Laat Silicon Valley zich richten op software en nieuwe AirBnB s of Ubers najagen, Europa is het continent where software meets hardware.

Hoe die samenwerking tussen start-ups en gevestigde bedrijven te bewerkstelligen? Wees strenger voor start-ups in plaats van ze te knuffelen. Laat incubators runnen door ondernemers. Verzin alternatieve beloningsstructuren binnen grote bedrijven, zoals het uitgeven van aandelen in start-ups. Kom met ander personeelsbeleid: maak senioriteit minder belangrijk en stuur meer op competenties, vervang managers door ondernemers en stimuleer corporate venturing: laat werknemers, op grote afstand van het hoofdkwartier, samenwerken met start-ups. De directie zou daarin vooral een faciliterende rol hebben.

Overal zijn kraamkamers verschenen en verzamelplekken voor jonge ondernemers, voor wie het zo nuttig is in elkaars nabijheid te verkeren. Nu is het de beurt aan de start-ups zelf en de gevestigde maakindustrie: maak een einde aan het tijdperk van de frontale tegenstelling tussen start-ups en corporates, zoek elkaar op. Voordat er ook in Nederland kraamkamers voor kraamkamers komen.